Ik was altijd bang dat het lezen van andere boeken en andere stijlen het schrijven van mijn eigen boek zou beïnvloeden, dus las ik de afgelopen jaren nauwelijks tot niets. Ik wilde me volledig richten op het verhaal wat al die tijd in mijn hoofd zat en op papier moest. Maar de laatste maanden ben ik er toch anders over gaan denken. Omdat ik in het Nederlands schrijf vond ik dat ik ook weer Nederlands moest gaan lezen, puur voor mijn eigen ontwikkeling. Zo gezegd, zo gedaan. Na onder andere Duizend Stukjes Van Jou, Alles Wat Je Lief Is en Carve The Mark kan ik zeggen dat het lezen me zeker beïnvloed heeft, maar niet op de manier waar ik bang voor was. Eigenlijk ben ik juist geïnspireerd en gemotiveerd geraakt om aan mijn eigen verhaal en eigen schrijfstijl te werken. Dat ik die heb wist ik natuurlijk wel, maar het is me nog extra duidelijk geworden. 😇
Zo houd ik van lange, heerlijk vloeiende zinnen. Afgewisseld met kortere zinnen natuurlijk, anders valt er niet door het verhaal heen te ploegen. Maar als er dan zo’n mooie zin uit mijn toetsenbord rolt kan ik daar heel gelukkig van worden. En trots! Beeldspraak, nog zoiets. Een van de dingen die mijn moeder tegen me zei toen ze een deel van mijn verhaal voor het eerst las was dat het zo een film zou kunnen zijn. Ik mag graag beschrijven, de omgeving, de karakters, gevoelens, alles om het visueel te maken. Zodat je het boek voor je ogen ziet afspelen.
Ik besef me dat je daar van moet houden, net zoals iemand anders weer een voorkeur heeft voor korte zinnen en beknoptere beschrijvingen, maar in eerste instantie schrijf ik dit boek voor mezelf. Natuurlijk hoop ik dat er straks met mij nog meer mensen zullen zijn die het kunnen waarderen, maar mijn eerste prioriteit is een verhaal waar ik blij van wordt, trots op ben en van geniet.
Ik heb wel even getwijfeld of ik het zou doen, maar f**k it, ik wil jullie laten lezen wat ik bedoel en wie ik ben als schrijfster. En dus deel ik daarom (met klamme handen en een nerveus kloppend hart 😅) in deze blog een wat langer stuk uit het eerste hoofdstuk van mijn boek zonder hopelijk al te veel weg te geven. Ben benieuwd wat jullie ervan vinden!
“Lya?”
De zangerige stem van mijn moeder klinkt door de gang. “Ik heb de sleutel meegenomen hoor” Ik adem een paar keer diep in en uit voor ik de vertrouwde geur van groene zeep tegemoet loop.
In de geïmproviseerde eet -en woonkamer wordt de meeste ruimte ingenomen door de lange houten tafel die mijn vader zelf getimmerd heeft, evenals de twee banken die er bij staan. Mijn ouders en dan vooral mijn moeder, heeft er nooit een geheim van gemaakt dat ze een groot gezin wilde, het liefst zes kinderen rennend door de tuin. Ze bad er voor, elke avond als we hier met z’n drieën aan de tafel zaten. Nu ben ik de enige die er aan eet.
Mijn moeder staat met haar rug naar me toe met haar handen in een emmer water. Zacht neuriet ze een liedje wat ik vaag herken van vroeger. Boven haar aan het lage plafond hangt een rek vol met pannen, lepels en ander keukengerei, glanzend in het licht van de twee lantaarns aan de muur. Ze zijn van familieleden geweest, van buren, van dorpsgenoten die nooit meer thuis gekomen zijn. De een mist een handvat, de ander is verbogen, maar stuk voor stuk zijn ze brandschoon. Daar zorgt mijn moeder wel voor. Als ik ’s ochtends mijn ontbijt opeet schrobt zij ondertussen de vloer en als ik aan het eind van de middag weer thuis kom is ze dezelfde vloer aan het vegen.
“Heb je papa zijn medicijnen al gegeven?”
“Oh, bedankt dat je me eraan herinnert” antwoord ze zonder zich naar me om te draaien, “ik ga het zo meteen doen, als ik klaar ben met de was” Ze veegt haar handen af aan haar schort. “Ik heb nog wat linzensoep over van gisteren, wil je dat?” Ik knik als ze vragend over haar schouder kijkt. “Ik heb geprobeerd de pan een beetje warm te houden, maar met deze temperaturen is dat behoorlijk lastig” Met een vloeiende beweging zet ze de kom soep voor me neer en legt er een lepel naast. “Eet smakelijk” glimlacht ze.
Soms vraag ik me wel eens af of ze wel echt mijn moeder is. Ik lijk in niets op haar. Waar mijn haar bruin is, net als dat van mijn vader is het hare asblond en hangt het altijd in een vlecht op haar rug. Waar haar ogen diep in hun kassen liggen in haar hoekige gezicht, staan de mijne iets verder uit elkaar en zijn de appels van mijn wangen ronder en altijd aanwezig. Maar boven alles zie ik geen gelijkenis in de manier waarop zij haar leven leidt. We zien twee verschillende dingen.
“Heb je Dokter Evatt nog gesproken?” Ik neem een hap van de soep. Het koude goedje is dik en kleverig en ik moet moeite doen om het weg te slikken.
“Joe?” Ze slaat de doek uit die over haar schouder ligt en stopt haar handen weer in de emmer. “Oh ja, hij was gistermiddag even hier” Ze neuriet verder. “En?” “En wat?” Ik zucht. “Wat zei hij over papa?” “Je vader had het alleen een beetje benauwd, dat is alles” De lepel valt uit mijn hand en klettert in de kom. Soep spettert over de rand. “Heb jij trouwens je laatste stuk brood al opgegeten?” vraagt ze terwijl ze door haar knieën gezakt onder het aanrecht in de kisten rommelt. “Gisteravond lag het hier nog”
Ik bijt mijn tanden even op elkaar voordat ik reageer. “Papa is niet alleen een beetje benauwd, het gaat niet goed met hem” “Rust heeft hij nodig zei Joe en dan is hij voor je het weet weer de oude” Eindelijk staat ze weer op en draait zich naar me om. Ze kijkt naar me zoals het halve dorp dat doet als ik langsloop. Ze buigt zich voorover en wrijft over mijn gebalde vuist. “Het komt allemaal goed lieverd, maak je geen zorgen” Ik ben de tel kwijt geraakt hoe vaak ze dat al gezegd heeft in het afgelopen jaar. Het komt goed. Maak je geen zorgen. Ze zegt het tegen zichzelf en het ergste is dat ze het nog gelooft ook.
(Donker, Hoofdstuk 1 © Laura Diane)