In mijn vier jaar op de middelbare school, een eeuwigheid geleden, had ik een leraar Nederlands die me ooit zei dat ik later best nog wel eens een boek zou kunnen gaan schrijven. Dat hij gelijk heeft gekregen heb ik hem vorige week persoonlijk verteld. Via Facebook stuurde ik hem een berichtje waarin ik ook vroeg of hij het eerste deel van mijn boek zoals het nu is zou willen lezen en zijn feedback zou willen geven en ik kreeg dit ontzettend leuke antwoord terug:
We gaan binnenkort zeker een keer die kop koffie drinken en natuurlijk ben ik heel erg benieuwd (en stiekem ook wel een klein beetje nerveus) wat hij ervan vindt. #tobecontinued
Door deze berichten moest ik ineens weer denken aan de gedichten die ik schreef als tiener. Ik ben een van de verhuisdozen in mijn washok ingedoken en vond het vergeelde schriftje zonder kaft vrij vlot en het leek me leuk een paar gedichten met jullie te delen!
Dit gedicht schreef ik in een periode dat we het op school over de Tweede Wereldoorlog hadden.
Een van de boeken die een ontzettende indruk op me maakte als puber zijnde was/is Al het water van de zee van Greet Beukenkamp. Het onderwerp is nog steeds actueel; pesten. Naar aanleiding van het verhaal schreef ik dit gedicht.
Terwijl ik deze foto’s upload besef ik me dat ze alle drie wel behoorlijk depressief zijn 😅 Waar deze laatste precies over gaat weet ik eerlijk gezegd niet meer, maar vrolijk is ‘ie niet!
Na de middelbare school heb ik eigenlijk geen gedichten meer geschreven, maar als ik dit schriftje doorblader ben ik toch wel trots op en blij dat ik het bewaard heb.